De overheid is traaaaaaag

Artikel Leeuwarder Courant maandag 27 December 1982

Dat de overheid erg traag reageert, hebben we tijdens de corona crisis al kunnen ondervinden. Maar dat er met onafhankelijke studies van o.a. het TNO in 40 jaar tijd niets is gedaan is bizar.

Onderstaand artikel van 27 december 1982 toont o.a. aan dat houtverbranding in een dichtbevolkt land als Nederland niet een verstandige keuze is voor de volksgezondheid, bovendien Inefficiënt en duur is, en dat er snel een gebrek zal zijn aan hout als brandstof.

Kacheltjes onrendabel, kostbaar en luchtvervuilend

Studies laten geen spaan heel van „romantische allesbrander

ROTTERDAM – Wie op zijn gasrekening wil besparen en zich om die reden een „allesbrander aanschaft, komt bedrogen uit. Is romantiek de drijfveer, dan moet deze nostalgische luxe duur worden betaald. Daarnaast veroorzaken deze weliswaar knusse, maar meestal onrendabele vuurhaarden een zorgelijke luchtverontreiniging. Het wordt tijd dat de overheid eisen gaat stellen aan de meer dan driehonderd soorten kachels en haarden, die thans onder de meest uiteenlopende benamingen in ons land te koop zijn. Dit is de algemene conclusie, die getrokken kan worden uit afzonderlijke studies van TNO, de milieu-organisatie Onkruid, het milieukundig studiecentrum in Groningen en uit een rapport van de technische hogeschool in Eindhoven, dat op een informatiedag over de aspecten van de haardkachel is gepresenteerd De onderzoekers zijn van mening dat het stoken van hout, steenkool en ander brandbaar materiaal in het streven naar energiebesparing weinig zoden aan de dijk zet. Met een goede isolatie kan veel meer worden bereikt. Bovendien is het verstandiger de lucht vrij van verontreinigende stoffen te houden door het stoken van het veel schonere aardgas.

De haarden- en kachelindustrie is geschrokken van eerdere publicaties over de milieugevolgen van de „allesbrander” en heeft zich tot het ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer gewend. De stichting Kachel en Schoorsteen is van mening dat het advies van het milieukundig studiecentrum aan de minister om het gebruik van „allesbranders” wegens de luchtverontreiniging tegen te gaan, lichtvaardig is gegeven. Er ligt volgens de kachelproducenten allerminst deugdelijk wetenschappelijk onderzoek aan ten grondslag. De commerciële consequenties ervan zijn echter groot. Na de publicatie van het rapport hebben tal van verontruste kachelgebruikers de industrie benaderd. De omzet is gedaald. Ir. D. van der Heede van de afdeling warmte- en koudetechniek van het TNO-instituut in Apeldoorn is met Frans Lammers van de milieuorganisatie Onkruid van mening dat het woord „allesbrander” verkeerd is. Het wekt de suggestie dat men er alles in kan stoppen. Dit idee werd nog eens versterkt, toen er een zogenaamde „rommelvreter” op de markt kwam. De kachels zijn, zo zegt Lammers, alleen geschikt voor het verbranden van hout, steenkool, turf of bruinkool. Van der Heede meent dat het zeer gevaarlijk is allerlei ander materiaal, zoals kunststoffen, in de vuurhaard te gooien. Dit kan de lucht met uiterst giftige en voor de volksgezondheid gevaarlijke stoffen verontreinigen. Bovendien worden de kachel en de schoorsteen aangetast door de verbranding van plastics, zo meent Lammers. De industrie heeft inmiddels het door haar zelf uitgevonden woord „allesbrander” in allerijl teruggetrokken en praat nu alleen nog over kachels en haarden.

Kankerverwekkend

Ir. H. Zeedijk van de afdeling scheikundige technologie van de technische hogeschool in Eindhoven komt in zijn rapport tot de conclusie dat de luchtverontreiniging als gevolg van het stoken van hout en steenkool niet gering is. Het meest schadelijk zijn volgens hem de kankerverwekkende polycyclische aromaten. Er zijn veertien van dergelijke stoffen in de rook van houtkachels aangetroffen. Zelfs als er slechts een houtkachel brandt, worden de normen voor deze stoffen overschreden.

De heer Zeedijk heeft berekend dat een houtkachel, uitgaande van een gemiddelde emissie, een schoorsteen hoogte van 5,2 meter en een bevolkingsdichtheid van 21 per vierkante kilometer dertig personen in aanraking met de genoemde aromaten brengt. Andere, minder belangrijke, maar niet te verwaarlozen stoffen, die bij houtstook in de lucht terechtkomen, kunnen in dichtbevolkte gebieden eveneens de gestelde normen overschrijden. De uitstoot van ongewenste stoffen is naar de mening van Zeedijk afhankelijk van onder meer de constructie van de kachel. Die is dikwijls niet al te best. Er zijn veel kwalijke soorten kachels op de markt, vindt Van der Heede. De schadelijke emissies zouden met de helft kunnen worden teruggebracht, als aan de kachels eisen worden gesteld. Een keurmerk zou verplicht moeten zijn, zoals dat ook het geval is met gaskachels. De industrie, die zelf graag het kaf van het koren gescheiden wil zien, is het met dit laatste eens. Afgezien van de luchtverontreiniging is de aanschaf van een hout- of kolenkachel uit rendementsoverwegingen niet aan te raden, meent Frans Lammers: „De allesbrander heeft een beroerd rendement. Het nuttig effect ervan is hooguit 65 procent, ook al geeft de industrie meestal een rendement óp van 70 procent”. Ook TNO is niet te spreken over het rendement van de „allesbrander”. De meesten hebben een te grote capaciteit. Kleine kachels zijn beter en geven bovendien minder luchtvervuiling.

Hout duur

Hout stoken is een dure aangelegenheid, zo hebben Lammers en Van der Heede berekend. Alleen harde houtsoorten, zoals eik, beuk, tropisch hout en vruchtbomen, komen voor verbranding in aanmerking. Andere houtsoorten, zoals naaldhout, populier en wilg, branden snel weg en geven betrekkelijk weinig warmte. Op die manier is het stoken van hout veel duurder dan het gebruik van aardgas. Kolen zijn door het ontbreken van een distributienet ook duur.

De twee onderzoekers vragen zich bovendien af waar je al het benodigde stookhout vandaan haalt. Lammers heeft berekend dat voor een modaal gezin acht ton hout per jaar nodig is om het hele huis te verwarmen. Waar sla je zo een grote hoeveelheid in je huis op? Volgens de TNO-deskundigen is er in ons land bij volledige verwarming een voorraad hout voor slechts zes procent van de gezinnen.

Als mensen toch op uitgebreide schaal hout willen gaan stoken, dreigt het gevaar dat men overgaat tot illegale sprokkel in bossen of het verzamelen van hout uit de bouw of sloop. Dit hout, waarvan volgens TNO 160.000 ton per jaar vrijkomt, is veelal geverfd of met verduurzamingsmiddelen behandeld. Bij verbranding van geverfd hout blijven voor het milieu schadelijke stoffen als chroom, arseen, koper, zink, lood en tin achter. Bij het verstoken van geïmpregneerd hout komt pentachloorfenol in de lucht terecht. Bij onvolledige verbranding is dit zeer giftig. Intussen zijn de afgelopen jaren zo’n 100.000 allesbranders verkocht, schat het milieukundig studiecentrum. TNO houdt de huidige verkoop op 20.000 tot 30.000 per jaar. De industrie komt met soortgelijke cijfers, ofschoon de omzet de laatste tijd aan het stagneren is.

Bron: Leeuwarder Courant 27 december 1982